Clara's Ogen. Hoofdstuk 37, deel 5
In de dagen daarna kwam Shelley regelmatig even op visite, en ze was blij te zien dat het huis waar Ron en haas aanstaande schoonzus woonden weer bewoonbaar werd. Het was wel fijn dat Shell haar bezoek van tevoren aankondigde. Daardoor kon Ron zorgen dat het schilderij, dat hij voor haar aan het maken was, uit het zicht was.
Het paar ging ook regelmatig bij zijn ouders op bezoek. Als ze een dag te lang weg bleven, dan hingen zijn vader of moeder aan de telefoon om te vragen of alles nog wel in orde was.
Op weg naar huis, na zo'n bezoek, ging Rons telefoon over. Hij gaf het apparaat aan Clara, die het gesprek aannam.
"Hallo? O… wacht even…" Ze keek Ron aan. "Het is Cornelia."
"Wat…" Hij zocht snel een plek om te stoppen en nam de telefoon over. Hij zette het apparaat op de speaker. "Cornelia?"
"Hallo Ron. Hoorde ik daar net de stem van je vriendin?"
"Van mijn verloofde, intussen," zei Ron. "Ze heet Clara. Waar ben jij? Ik ben blij om van je te horen."
Cornelia vertelde hen dat ze dichtbij was, in een hotel.
"Ik weet waar dat is. Niets bijzonders maar wel goed. Zullen we je op komen zoeken daar?"
Clara knikte al goedkeurend.
"Ik hoopte al dat je dat zou zeggen, Ron. Ik ga het land verlaten en ik zou jou graag nog eens willen zien. Jou en Clara."
Het land verlaten. Dat had hij niet verwacht. "We zijn er met een half uurtje," zei Ron. "Wat is je kamernummer?"
"O, ik wacht wel in de hal," zei Cornelia.
Toen ze bij het hotel aankwamen, zag Ron dat Clara amper was veranderd sinds hij haar voor het laatst had gezien. Ze had haar haren kort laten knippen, maar haar kleding was nog steeds zwart. Ze bekeek Clara met grote ogen toen de twee binnenkwam.
"Sorry… maar dit is zo'n bijzonder moment," zei Cornelia. "Kom mee, naar mijn kamer. Dat lijkt me beter. Ik wil jullie hier niet laten staan."
Eenmaal in haar hotelkamer kon Cornelia het niet laten om Clara aan te staren. "Dit is zo onwerkelijk… Maar… ga zitten."
Daarna vertelde ze het koppel over wat haar overkomen was toen ze Ostring verlaten had. "Ik zag al teveel tekenen dat er rare dingen aan de hand waren. Het feit dat jij, Ron, vertrok, was al een signaal, en toen we te horen kregen dat we alleen onder begeleiding het hoofdkantoor in mochten, wist ik dat het tijd was om iets anders te zoeken."
"Maar waarom vertrok je zonder een spoor achter te laten?" vroeg Ron.
"Omdat ik iets meenam dat van mij is. Ze zoeken daar waarschijnlijk nog steeds naar."
"Wat voor belangrijks was dat?"
Cornelia wees naar een paar dozen. "Mijn schilderijen. Ik wil niet dat mijn werk bij zulk volk achterblijft. Hun energie is slecht voor die doeken en het werk dat erin is gegaan, want dat werk is een deel van mij. Ik wil die negatieve energie niet."
"Hun energie?" Ron snapte dat niet helemaal.
"Ja. Jij ziet dat niet. Niet veel mensen vangen dat op."
"Maar jij voelt het," zei Clara, "en daardoor wist je ook van mij."
"Dat klopt, en ik ben zo gelukkig dat ik je nu met eigen ogen kan zien. Ron heeft een sterke geest, en het feit dat hij jou heeft gecreëerd, en dat je nu hier bent, ademend en sprekend, is ongelofelijk."
Een beetje aarzelend vertelde Ron hoe hij Clara in zijn hoofd had 'ontmoet', nadat hij haar ogen had getekend, en hoe ze elkaar voor het eerst hadden gezien in haar schilderij. Cornelia leek het allemaal zonder meer te begrijpen; ze maakte geen vreemde opmerkingen en ze lachte er ook niet om.
"Zorg dat je dat schilderij op een veilige plaats bewaard, Ron," zei ze eenvoudig. "Het is heel belangrijk voor jullie beiden."
Omdat de schilderes dit bijzondere nieuws zonder blikken of blozen aannam, besloten ze haar ook over hun bezoek aan het kantoor van Ostring te vertellen, en de puinhoop die ze daar hadden achtergelaten. Cornelia knikte en had er duidelijk plezier in, maar ze was razend toen ze hoorde hoe de inbrekers hun huis hadden verwoest. "Dan hebben jullie dat Ostring goed betaald gezet," vond ze.
Het was duidelijk dat Cornelia moe was, dus bleven Ron en Clara niet langer dan noodzakelijk was. Cornelia zei dat ze vroeg in de volgende ochtend verder zou reizen. Ron vroeg of ze wilde proberen contact te houden. "Je hebt mijn nummer."
Ze bedankte hem en gaf hem een snelle knuffel. Even aarzelde ze, toen knuffelde ze Clara ook, die voor haar een heel bijzonder iemand was. "Zorg goed voor Ron, Clara," zei ze, vlak voordat ze de kamerdeur dichtmaakte.
"Is ze echt de hele weg hierheen gekomen om ons te zien?" vroeg Clara op weg naar huis.
"Het lijkt er wel op, lieverd. En ik denk dat ze dat hoofdzakelijk heeft gedaan om jou te zien. Jij bent tenslotte speciaal."
Clara keek in het duister voor zich. "Jij ook. Dat zei ze. Jij hebt een gave, Ron. Jij hebt mij leven gegeven." Toen ze zijn hand op haar knie voelde, keek ze naar de man achter het stuur, en legde haar hand over zijn vingers.
Comments