Clara's Ogen. Hoofdstuk 31, deel 1
31. Wederlicht
De telefoon piepte het koppel wakker. Ron had nog net de tegenwoordigheid van geest gehad om de receptie een 'wake-up call' te laten doen, en nu was hij kwaad op zichzelf dat hij half acht in de ochtend had gezegd.
"Ron! Zorg dat het ophoudt!" Clara trok een kussen over haar hoofd tegen de herrie.
Ron graaide naar de telefoon, nam op en liet de hoorn weer vallen. De herrie hield op. "Sorry voor dat kabaal, lieverd. We moeten opstaan. Douchen, iets eten en dan als de weerlicht naar Wederlicht." Hij moest om zijn woordgrapje grinniken. "Doe jij je rode jurk aan vandaag? Ik denk altijd dat dat een geluksbrenger voor me is."
Clara kwam onder het hoofdkussen vandaan. Haar haren stonden alle kanten op. "Alles voor jou, Ron, maar dan moeten we die jurk wel halen. Die zit in het schilderij."
"Natuurlijk, maar dat kunnen wij."
"Ik heb een mooie hemd en een nette broek voor je ingepakt," zei Clara terwijl ze rechtop ging zitten. Ze begon te lachen toen ze zijn uitdrukking zag. "Ik dacht wel dat je die zou vergeten."
Even later, netjes gekleed, zaten de twee in de eetzaal van het hotel. Clara's verschijning had vele hoofden doen draaien, en niet alleen die van mannen, viel Ron op. Hij was daar trots op. Iedereen keek naar zijn Clara.
Na een eenvoudig ontbijt vroegen ze aan de receptie of die een taxi konden regelen om hen naar het hoofdkantoor van Wederlicht te brengen. Dat was snel genoeg geregeld, en de rit ging ook vlot. Ze werden ontvangen door een vriendelijke, oudere man, die hen naar een wachtkamer bracht en vroeg of ze iets wilden drinken. Ron snakte naar een kop koffie en Clara kreeg een glas thee met extra suiker.
"Mevrouw Montgomery komt u zo ophalen," verzekerde de man het koppel.
"Zag je dat? Hij kon zijn ogen ook niet van jou afhouden," zei Ron toen de man weg was.
"Als jij je handen maar niet van me afhoudt vind ik het allemaal goed," was Clara's reactie, en ze knipoogde naar hem.
Op dat moment ging de deur open. Een jong vrouw in een keurig zwart kostuum kwam de wachtkamer in. Haar blonde haar was hoog opgestoken. Even bekeek ze Ron en Clara, die allebei opstonden.
"Goedemorgen," zei ze toen. "Madeleine Montgomery." Ze liep naar Clara en pakte haar handen vast. "U bent beslist meneer Brooks vriendin."
Rons mond viel open. Hoe kon het zijn dat Clara eerst begroet werd? Hij was toch de artiest?
"Dat klopt. Ik ben Clara. Clara van Gogh."
De vrouw keek op. "Van Gogh? Wat apart? Bent u familie van de beroemde Vincent?"
"Heel verre familie," zei Clara. "En dit is Ron." Ze legde een hand op zijn arm.
"Ja, uiteraard." Mevrouw Montgomery had duidelijk moeite om haar aandacht op Ron te vestigen. Er leek iets magisch of magnetisch om Clara te hangen. "Wilt u me alstublieft volgen?"
Ze bracht de twee naar een korte gang die vol hing met schilderijen en foto's. Aan het eind van de gang lag een modern kantoor met veel wit en chroom. De vrouw bood hen een plekje aan op een wit leren bankstel, waar ze gingen zitten.
Tot Rons voortschrijdende verbazing ging mevrouw Montgomery naast Clara zitten. Hij kreeg het idee dat de vrouw meer geΓ―nteresseerd was in vrouwen dan mannen.
De vrouw vroeg eerst hoe hun reis naar Boston was geweest, of het hotel naar hun zin was en daarna vertelde ze wat dingen over Wederlicht die niet in de e-mails hadden gestaan die Ron al gekregen had.
Het viel Ron op dat ze steeds weer naar Clara keek. Op een gegeven moment kwam er een jonge vrouw binnen met koffie en thee, en toen dat geregeld was begon het zakelijke deel van het gesprek.
Comments