Clara's Ogen. Hoofdstuk 28, deel 4
"En wat doen we nu?" Ron vroeg dat meer aan zichzelf dan aan Clara. Ze waren nu hier, en zijn brein had al genoeg moeite om dat te bevatten, maar nu moesten ze iets doen. Iets waardoor de eigenaren van dit schilderij begrepen dat ze misschien bekeken werden door de camera in het frame.
"Hmm. Ik heb een idee…" Hij liep naar een plek midden in het zand en knielde daar neer. Met een paar vingers schreef hij: "Er zit een camera in de lijst. Misschien wordt u bekeken!" Ron stond op en bekeek van een afstandje zijn werk. Het was amper zichtbaar. "Huh. Dat schiet ook niet op zo…" Opnieuw knielde hij neer en dacht aan hoe hij de mieren in dit schilderij gecorrigeerd had. Op die manier tekende hij de tekst na, alsof hij met zwarte verf bezig was. Hij bekeek het resultaat opnieuw en was tevreden. Dikke, zwarte letters schreeuwden hun nieuws uit, naar iedereen die het wilde weten.
"Dat is geweldig!" Clara danste bijna van plezier. "Dat zien ze zeker." Ron liep terug naar haar en vroeg zich af of er iemand in de kamer was, en of die hen zou zien. Toen hij dat tegen Clara zei schudde ze haar hoofd.
"Ik denk het niet. We zijn niet echt hier, toch? Maar we gaan nu terug, Ron. Meer kunnen we hier niet doen." Ze pakte zijn hand en wandelde met hem terug naar haar eigen 'kamer'. Daar veegden ze samen het schilderij van de muur af. Ook weer zo'n vreemde gewaarwording.
"Ik zou wel eens willen weten hoe die mensen reageren als ze het zien," zei Clara daarna.
Ron zei dat hij vermoedde dat Cornelia dat wel eens zou kunnen doorgeven als het gebeurde. Toen knuffelde hij haar. "Jij met je bijzondere kunsten, schoonheid. Misschien moeten we zoiets ook bij andere schilderijen doen."
Ze glimlachte. "Dat kan, maar niet vandaag. Dit soort dingen vraagt een hoop energie van ons. Ik voel dat tenminste wel."
"Oké, dan wachten we gewoon." Ron vond het prima, hij voelde het eigenlijk ook wel. "Misschien kunnen we een stukje in het bos gaan wandelen. Ik denk dat je het prachtig vindt daar."
Clara vond dat een goed idee, dus verhuisden ze naar zijn huiskamer en kleedden zich voor een boswandeling. Ron merkte dat terugkomen nu ook veel makkelijker ging; alsof hij door de voordeur binnenkwam.
Gewapend met een flesje water verlieten ze het huis door de achterdeur, wandelden over een grasveld en toen stonden ze bij de eerste bomen. Clara stond stil en keek omhoog. Ron had alleen oog voor haar. De verbazing, nee, verrukking op haar gezicht was het mooiste wat hij kon meemaken. Misschien kon hij die uitdrukking ooit eens in een schilderij vangen. Ze keek weer naar hem. Het geluk leek van haar af te stralen.
"Dit is zo mooi, Ron!"
Hand in hand wandelden ze door het bos. De geluiden van het stadje stierven snel weg achter hen. Ze hoorden de wind in de bomen, de vogels die hun best deden en de bladeren en twijgjes onder hun voeten.
Ron stopte bij een groepje bomen dat hij altijd bijzonder had gevonden. "Kom hier," zei hij. "Leg je handen op deze boom en doe je ogen dicht. Voel dit eens. Ik doe dat vaker. Ik vind deze plek zo geweldig."
Clara deed wat hij vroeg. Hij ging achter haar staan en legde zijn handen over de hare. "Dit is fijn, Ron," fluisterde ze. Zonder het geluid van hun voeten hoorden ze alleen maar de natuur. De geur van de grond en de bomen maakten de sensatie compleet. "Het is zo stil hier, zo rustig."
Ze stonden daar een tijdje, tot Clara haar handen onder de zijne vandaan liet glijden. Ze draaide zich om en omarmde Ron. "Waarom heb je dit allemaal verlaten om naar die stad te gaan, Ron? Dit is zoveel rijker dan New York."
Ron zuchtte even. "Ik weet het niet precies. Ik dacht dat mijn roeping in die stad lag, maar aan het eind van het verhaal werd dat een teleurstelling. Op meer manieren dan één. Maar ik heb jou daarvoor in de plaats gekregen, en dat maakte het allemaal waard.
"Je moet hier niet weggaan, lieve Ron," zei Clara. "Ik weet nog niets van dit gebied maar ik ken jou, en ik weet dat jij hier echt leeft. Iets in jou is anders hier. Anders dan in de stad. Anders en beter."
Ron wist dat ze gelijk had. Hij hield haar stevig vast. "Dank je dat je me daaraan herinnert, Clara." He zuchtte weer, nu van opluchting. "Dit is mijn thuis. Over een tijdje zal ik je meer laten zien van de omgeving. Verder weg. Als je dat aankunt."
"Dat doen we. Maar voorlopig gaan we hier gewoon wandelen."
Comments