Book covers of some of my publications
A world of books - Een wereld van boeken.

Clara's Ogen. Hoofdstuk 21, deel 2.

Ron was op de bovenste verdieping aan de Mona Lisa bezig toen Jess met de lift naar boven kwam. Iedereen op de verdieping keek daarvan op. Het was niet vaak dat de privé secretaresse van de baas hierheen kwam. Ze keek bezorgd toen ze iedereen vroeg om dichterbij te komen.

"Ik heb slecht nieuws," zei Jess. "We hadden al een tijd niets van Tim Overwater gehoord toen hij de Monet klaar had. Vanmorgen heeft de politie hem gevonden. Hij is dood."

Een schok trok door de groep schilders. "Dood? Hoe? Waarom?" Niemand snapte het en ze waren allemaal aangeslagen.

Jess schudde haar hoofd. "We weten het niet. Hij lag in een riviertje. Verdronken. De politie laat ons meer weten zo gauw ze iets ontdekt hebben. Vanwege die onnatuurlijke dood. Ze proberen ook familie van hem te vinden, maar hij had blijkbaar niemand hier in de buurt."

Ron knikte en vertelde haar wat hij wist van Tims familie. "Ik weet zeker dat de politie zijn moeder en zus in Washington kunnen vinden." Hij vroeg of Jess wist waar Tims lichaam gevonden was.

"Weet ik niet, Ron. Als je dat wilt weten dan kun je natuurlijk de politie bellen. Waarom wil je dat weten? Het klinkt nogal luguber."

"Tim was een goede jongen," verklaarde Ron, "en als dat is waar hij overleed dan wil ik daarheen gaan om hem een soort van laatste eer te bewijzen. Misschien waart zijn geest daar nog rond. Ik weet het niet, maar…" Hij haalde zijn schouders even op.

Felicity, die ook aanwezig was, knikte. "Mooi idee. Als je weet waar het is dan kom ik mee."

Een aantal anderen wilden ook meegaan, dus Ron liet de Mona Lisa in de steek en ging met Jess naar haar bureau, vanwaar hij de politie belde. Het duurde een tijdje, en ook Jess moest bijspringen, maar uiteindelijk had Ron een redelijk idee waar Tim gevonden was.

Toen hij had opgehangen, vroeg Jess wanneer hij naar die plek toe wilde gaan.

"Waarom? Wil je mee?" Ron verwachtte dat niet van haar.

"Nee, dank je. Ik niet. Ik wil gewoon weten wanneer het schilderij klaar is."

"Wat? Iemand die hier heeft gewerkt is dood uit een rivier gevist, en jij maakt je druk over een schilderij?" Ron wist niet wat hij hoorde. "Dat is zo fout op zoveel niveaus dat ik bij deze besluit om er meteen heen te gaan." Hij draaide zich om en marcheerde terug naar de lift om boven zijn spullen op te halen. Niet veel later verlieten zes schilders het gebouw, op weg naar de rivier.

De plek des onheils lag een half uur zuidwaarts vanwaar ze woonden. De groep bekeek het water en het industriecomplex dat ernaast lag.

"Dus hier is hij verdronken…"

Ze stonden stil en dachten terug aan de jongeman en hoe hij was. Omdat Tim altijd teruggetrokken had geleefd wisten ze niet veel van hem, merkten ze.

"Wel raar dat hij zich hier verdronken heeft," merkte Marcus op. "Als je ziet hoe laag het water is, en naar alle rommel in die bovenmaatse beek, dan moet dat nog een hele klus zijn geweest. Er zijn betere plekken. Ook nog dichterbij."

Ron was het met de man eens. Hij dacht hetzelfde. "En toch heeft hij het gedaan." Iets in zijn gedachten probeerde Rons aandacht te trekken. Tim had gezegd dat hij iemand van Ostring zou opzoeken en het over de elektronica zou hebben. Stel je voor, dacht hij, en hij wist dat zijn fantasie mogelijk met hem aan de haal ging, maar stel je eens voor dat die mensen echt verkeerde plannen hadden, en dat ze Tim vermoord hadden… Aan de andere kant had Tim het wel verschillende keren over zelfmoord gehad, al was dat in bedekte termen geweest.

"Misschien was het niet precies hier," zei Felicity. "Misschien is er een plek die dieper is." Haar stem klonk verstikt met tranen.

Het groepje stond nog even te kijken, maar niemand wist nog iets te zeggen. Tim was weg, en al was hij een soort kluizenaar geweest, hij had toch bij de groep gehoord. Iedereen zou hem missen.

"Ik ga vandaag niet meer terug," zei Felicity. "Ik denk dat ik hartstikke dronken ga worden, in Tims nagedachtenis." De anderen waren ook niet van plan om terug te gaan naar de stad. Morgen was er weer een dag.

Ze liepen naar het eind van de straat en wachtten op de bus.

Comments